Inleiding

donderdag 31 december 2009 | 0 reacties »

Waar de “herontdekking” van de lokale gemeenschap als instrument voor de strijd tegen armoede aan te gaan door velen, waaronder ettelijke inter- en supranationale instellingen zoals de Wereldbank en het IMF, lange tijd bejubeld werd en men slechts oog had voor de positieve effecten van deze nieuwe aanpak, blijkt heden ten dage dat deze euforie om verschillende redenen getemperd dient te worden. Ondanks enkele geslaagde projecten heeft ook hier de keerzijde van de medaille zich aangediend.


Onder meer dringen de volgende vragen zich op: Wie bepaalt wat goed is voor een gemeenschap? Krijgt iedereen toegang? Kunnen we enkel spreken van positieve effecten of zijn er eveneens negatieve effecten aan verbonden? Zijn deze effecten gelaagd? …

Verschillende sociale wetenschappers ontwikkelden een aantal denkkaders/theorieën rond sociaal kapitaal. Daarvan is Putnam wellicht de bekendste. Hij verwoordde deze problematiek als volgt:

It is important to ask how the positive consequences of social capital – mutual support, coöperation, trust, institutional effectiveness – can be maximized and the negative manifestations – sectarianism, etnocentrism, corruption – minimized.‘


Om een meer tastbar e en ontwikkelingsrelevante invulling te geven aan het gebruik van deze authentieke gemeenschap bij het bestrijden van armoede, besloten we met onze groep in te zoemen op het gebruik van microkrediet. De beperkte toegang tot krediet wordt immers algemeen gezien als één van de hoofdredenen waarom veel mensen in ontwikkelingslanden arm blijven. Sinds de jaren ’70 werd deze toegang bewerkstelligd door het instellen van zogenaamde microkrediet programma’s en die vooral de laatste 10 jaren in vele ontwikkelingslanden geïmplementeerd werden. Via individuele of groepsleningen verkrijgen armen in derde wereldlanden op die manier krediet om een eigen onderneming op te starten of verder te zetten en zo te voorzien in hun levensonderhoud, met succes zo blijkt. Zo steeg het aantal microkrediet verlenende organisaties tussen december 1997 van 618 naar 3133. Het aantal mensen dat krediet ontvangt van deze organisaties steeg van 13,5 miljoen naar 113.3 miljoen tijdens dezelfde periode. Opmerkelijk is dat 81% van deze doelgroep vrouwen zijn.

Bekendste voorbeelden zijn de Grameen Bank in Bangladesh (van Mohammad Yunus, die hiervoor in 2006 de Nobelprijs voor de vrede ontving), Banco Sol in Bolivia en Bank Rakyar in Indonesië.