Commentaar op 'The prosperous community'
woensdag 31 december 2008 | Labels: 7. microfinanciering en het debat omtrent sociaal kapitaal |
De huidige dominantie van het concept sociaal kapitaal binnen het denken rond armoedebestrijding en ontwikkeling is voor een groot deel te wijten aan de tekortkomingen van de traditioneel economische aanpak van bepaalde ontwikkelingsproblemen. Het universele liberaliseringsbeleid dat door verschillende internationale instellingen gedurende lange tijd gehanteerd werd, is er niet in geslaagd de verhoopte economische groei te genereren, maar heeft integendeel juist geleid tot een toename van de kloof tussen arm en rijk. Het is vanuit deze vaststelling dat er langzaamaan een nieuw denkkader ontstaat, waarbij men naast de traditionele determinanten van economische groei, namelijk fysiek, natuurlijke en menselijk kapitaal, ook aandacht gaat besteden aan de sociale netwerken en processen binnen een bepaalde gemeenschap en de manier waarop deze mogelijk bij kunnen dragen tot economische ontwikkeling. Men gaat met andere woorden kijken hoe economische actoren zich binnen een bepaalde omgeving gaan organiseren en met elkaar in interactie gaan treden om bepaalde economische voordelen te bekomen. Het is vanuit deze opvattingen dat het huidige discours rond sociaal kapitaal langzaamaan vorm krijgt.
Eén van de belangrijkste inzichten omtrent het begrip sociaal kapitaal en de rol die sociale netwerken en organisaties kunnen spelen in economische ontwikkeling wordt verschaft door de Amerikaanse politieke wetenschapper Robert Putnam. In zijn artikel “The prosperous community” vertrekt Putnam vanuit de vaststelling dat er een zeker dilemma van collectieve actie bestaat. Hoewel het voor een bepaalde gemeenschap voordeliger zou zijn indien al haar leden zouden samenwerken om bepaalde doelstellingen te realiseren, gebeurt dit in de praktijk echter niet. Volgens Putnam kan deze eigenaardige vaststelling vrij eenvoudig verklaard worden aan de hand van het begrip sociaal kapitaal. Hij definieert dit concept als volgt:
Het is met andere woorden slechts mogelijk om over te gaan tot collectieve actie en de realisatie van bepaalde ontwikkelingsdoeleinden, indien er binnen de gemeenschap een zekere mate van sociaal kapitaal aanwezig is. Dit sociaal kapitaal ligt ingebed in de sociale netwerken en normen die ontstaan ten gevolge van civiele participatie binnen de samenleving en draagt op verschillende manieren bij tot economische groei. In de eerste plaats gaan deze verschillende sociale netwerken bijdragen tot de creatie van duurzame onderlinge banden van reciprociteit en vertrouwen. Hierdoor gaan de leden van een bepaalde gemeenschap meer geneigd zijn om actie te ondernemen, aangezien zij kunnen verwachten dat zij hier op termijn bepaalde voordelen terug voor in de plaats zullen krijgen. Daarnaast vergemakkelijken sociale netwerken ook de coördinatie en de onderlinge communicatie binnen een bepaalde gemeenschap. Dit is uitermate belangrijk aangezien zij op die manier bijdragen tot het creëren van onderlinge vertrouwensbanden, door het verspreiden van informatie over de verschillende leden en hun activiteiten binnen de gehele samenleving. Tenslotte zijn deze sociale netwerken en de onderlinge vertrouwensbanden die zij genereren cumulatief. Een succesvolle samenwerking binnen een bepaald gebied bouwt banden van onderling vertrouwen uit, die naar de toekomst toe een eventuele samenwerking binnen andere domeinen kunnen vergemakkelijken. Nieuwe problemen kunnen met andere woorden aangepakt worden op basis van successen uit het verleden. Deze verschillende processen gaan er niet enkel voor zorgen dat de gemeenschap veel doeltreffender zal werken, maar zij vormen ook een belangrijke voorwaarde voor economische ontwikkeling. Bestaande sociale netwerken waarin een zekere mate van vertrouwen aanwezig is, gaan immers leiden tot lagere transactiekosten en een snellere verspreiding van informatie, hetgeen resulteert in een grotere efficiëntie en omgezet kan worden in economische winst.
Hoewel Putnams inzichten op het eerste zicht vrij aannemelijk zijn en sociaal kapitaal dan ook door velen gezien wordt als de missing link in het denken rond ontwikkeling, worden er vanuit verschillende hoeken echter ook belangrijke punten van kritiek geuit op deze visie. In de eerste plaats verwijst men naar de gebrekkige en problematische conceptualisering van de door Putnam gehanteerde begrippen. Termen als “de gemeenschap”, “vertrouwen”, “sociale netwerken” en “normen” kennen uiteenlopende invullingen, hetgeen niet enkel hun implementatie binnen projecten bemoeilijkt, maar ook inhoudt dat deze aangepast kunnen worden aan de belangen en de visie van de betrokken partijen.
In de tweede plaats kunnen we ons vragen stellen bij het positieve beeld dat Putnam schetst van de gevolgen van sociaal kapitaal. Hij vertrekt immers vanuit de assumptie dat sociaal kapitaal de collectieve samenwerking binnen de gemeenschap vergemakkelijkt en als dusdanig zal leiden tot een efficiënter bestuur en een grotere economische welvaart. Toch merken verschillende auteurs op dat sociaal kapitaal in bepaalde gevallen ook kan leiden tot minder gunstige uitkomsten. Zo kan een hoge mate van sociaal kapitaal binnen een gegeven gemeenschap er niet enkel toe leiden dat externen uitgesloten worden van bepaalde voordelen, maar zou dit er ook toe kunnen leiden dat er een hoge mate van sociale druk ontstaat binnen de gemeenschap, hetgeen de individuele vrijheden en de keuzemogelijkheden van de verschillende leden aanzienlijk kunnen beperken en als dusdanig de realisatie van bepaalde ontwikkelingsdoelstellingen in de weg kunnen staan.
Tenslotte kunnen er grote vraagtekens geplaatst worden bij het geïdealiseerde en gedepolitiseerde beeld dat Putnam schept van de gemeenschap. Hij ziet de gemeenschap en haar verschillende sociale organisaties en actoren als een neutraal gegeven, en gaat daarmee voorbij aan de interne machtsrelaties en conflicten die deze mee vorm geven. Het is echter belangrijk voor initiatieven die gericht zijn op het verhogen van het sociaal kapitaal binnen een bepaalde gemeenschap dat zij ook rekening houden met de bredere machtsdynamieken die hierbinnen aanwezig zijn. Anders bestaat het gevaar dat deze projecten gaan verder bouwen op bestaande netwerken, hetgeen zou resulteren in een versterking van de traditionele machtsrelaties en elites of een escalatie van reeds bestaande conflicten.
Besluitend kunnen we dan ook stellen dat het uitermate belangrijk is dat initiatieven rond microkrediet zich bewust zijn van deze bredere theoretische discussies en bemerkingen omtrent het concept sociaal kapitaal en hiermee rekening houden bij het uitwerken van hun project. De verschillende interacties en relaties die bestaan tussen sociaal kapitaal en economische ontwikkeling zijn immers uitermate complex en enige voorzichtigheid is dan ook geboden.
Door Anouk Verhellen
Bronnen:
Fine, B. (1999). The development state is dead – Long live social capital?. Development and Change, vol. 30, 1-19
Mayoux, L. (2001). Tackling the down side: social capital, women’s empowerment and micro-finance in Cameroon. Development and Change, vol. 32, 435-464
Portes & Landolt (2000). Social capital: promise and pitfalls of its role in development. Journal of Latin American Studies, vol. 32 (2), 529-547
Putnam, R. (1993). The prosperous community. The American Prospect, vol. 4 (13)
Radcliffe, S.A. (2004). Geography of development: development, civil society and inequality – social capital is (almost) dead?. Progress in Human Geography, 28 (4), 517-527
Eén van de belangrijkste inzichten omtrent het begrip sociaal kapitaal en de rol die sociale netwerken en organisaties kunnen spelen in economische ontwikkeling wordt verschaft door de Amerikaanse politieke wetenschapper Robert Putnam. In zijn artikel “The prosperous community” vertrekt Putnam vanuit de vaststelling dat er een zeker dilemma van collectieve actie bestaat. Hoewel het voor een bepaalde gemeenschap voordeliger zou zijn indien al haar leden zouden samenwerken om bepaalde doelstellingen te realiseren, gebeurt dit in de praktijk echter niet. Volgens Putnam kan deze eigenaardige vaststelling vrij eenvoudig verklaard worden aan de hand van het begrip sociaal kapitaal. Hij definieert dit concept als volgt:
“Social capital refers to features of social organization, such as networks,
norms and trust, that facilitate coordination and cooperation for mutual benefit.
Social capital enhances the benefits of investment in physical and human capital. Working together is easier in a community blessed with a substantial stock of social capital (Putnam, 1993, pp. 1-2).”
norms and trust, that facilitate coordination and cooperation for mutual benefit.
Social capital enhances the benefits of investment in physical and human capital. Working together is easier in a community blessed with a substantial stock of social capital (Putnam, 1993, pp. 1-2).”
Het is met andere woorden slechts mogelijk om over te gaan tot collectieve actie en de realisatie van bepaalde ontwikkelingsdoeleinden, indien er binnen de gemeenschap een zekere mate van sociaal kapitaal aanwezig is. Dit sociaal kapitaal ligt ingebed in de sociale netwerken en normen die ontstaan ten gevolge van civiele participatie binnen de samenleving en draagt op verschillende manieren bij tot economische groei. In de eerste plaats gaan deze verschillende sociale netwerken bijdragen tot de creatie van duurzame onderlinge banden van reciprociteit en vertrouwen. Hierdoor gaan de leden van een bepaalde gemeenschap meer geneigd zijn om actie te ondernemen, aangezien zij kunnen verwachten dat zij hier op termijn bepaalde voordelen terug voor in de plaats zullen krijgen. Daarnaast vergemakkelijken sociale netwerken ook de coördinatie en de onderlinge communicatie binnen een bepaalde gemeenschap. Dit is uitermate belangrijk aangezien zij op die manier bijdragen tot het creëren van onderlinge vertrouwensbanden, door het verspreiden van informatie over de verschillende leden en hun activiteiten binnen de gehele samenleving. Tenslotte zijn deze sociale netwerken en de onderlinge vertrouwensbanden die zij genereren cumulatief. Een succesvolle samenwerking binnen een bepaald gebied bouwt banden van onderling vertrouwen uit, die naar de toekomst toe een eventuele samenwerking binnen andere domeinen kunnen vergemakkelijken. Nieuwe problemen kunnen met andere woorden aangepakt worden op basis van successen uit het verleden. Deze verschillende processen gaan er niet enkel voor zorgen dat de gemeenschap veel doeltreffender zal werken, maar zij vormen ook een belangrijke voorwaarde voor economische ontwikkeling. Bestaande sociale netwerken waarin een zekere mate van vertrouwen aanwezig is, gaan immers leiden tot lagere transactiekosten en een snellere verspreiding van informatie, hetgeen resulteert in een grotere efficiëntie en omgezet kan worden in economische winst.
Hoewel Putnams inzichten op het eerste zicht vrij aannemelijk zijn en sociaal kapitaal dan ook door velen gezien wordt als de missing link in het denken rond ontwikkeling, worden er vanuit verschillende hoeken echter ook belangrijke punten van kritiek geuit op deze visie. In de eerste plaats verwijst men naar de gebrekkige en problematische conceptualisering van de door Putnam gehanteerde begrippen. Termen als “de gemeenschap”, “vertrouwen”, “sociale netwerken” en “normen” kennen uiteenlopende invullingen, hetgeen niet enkel hun implementatie binnen projecten bemoeilijkt, maar ook inhoudt dat deze aangepast kunnen worden aan de belangen en de visie van de betrokken partijen.
In de tweede plaats kunnen we ons vragen stellen bij het positieve beeld dat Putnam schetst van de gevolgen van sociaal kapitaal. Hij vertrekt immers vanuit de assumptie dat sociaal kapitaal de collectieve samenwerking binnen de gemeenschap vergemakkelijkt en als dusdanig zal leiden tot een efficiënter bestuur en een grotere economische welvaart. Toch merken verschillende auteurs op dat sociaal kapitaal in bepaalde gevallen ook kan leiden tot minder gunstige uitkomsten. Zo kan een hoge mate van sociaal kapitaal binnen een gegeven gemeenschap er niet enkel toe leiden dat externen uitgesloten worden van bepaalde voordelen, maar zou dit er ook toe kunnen leiden dat er een hoge mate van sociale druk ontstaat binnen de gemeenschap, hetgeen de individuele vrijheden en de keuzemogelijkheden van de verschillende leden aanzienlijk kunnen beperken en als dusdanig de realisatie van bepaalde ontwikkelingsdoelstellingen in de weg kunnen staan.
Tenslotte kunnen er grote vraagtekens geplaatst worden bij het geïdealiseerde en gedepolitiseerde beeld dat Putnam schept van de gemeenschap. Hij ziet de gemeenschap en haar verschillende sociale organisaties en actoren als een neutraal gegeven, en gaat daarmee voorbij aan de interne machtsrelaties en conflicten die deze mee vorm geven. Het is echter belangrijk voor initiatieven die gericht zijn op het verhogen van het sociaal kapitaal binnen een bepaalde gemeenschap dat zij ook rekening houden met de bredere machtsdynamieken die hierbinnen aanwezig zijn. Anders bestaat het gevaar dat deze projecten gaan verder bouwen op bestaande netwerken, hetgeen zou resulteren in een versterking van de traditionele machtsrelaties en elites of een escalatie van reeds bestaande conflicten.
Besluitend kunnen we dan ook stellen dat het uitermate belangrijk is dat initiatieven rond microkrediet zich bewust zijn van deze bredere theoretische discussies en bemerkingen omtrent het concept sociaal kapitaal en hiermee rekening houden bij het uitwerken van hun project. De verschillende interacties en relaties die bestaan tussen sociaal kapitaal en economische ontwikkeling zijn immers uitermate complex en enige voorzichtigheid is dan ook geboden.
Door Anouk Verhellen
Bronnen:
Fine, B. (1999). The development state is dead – Long live social capital?. Development and Change, vol. 30, 1-19
Mayoux, L. (2001). Tackling the down side: social capital, women’s empowerment and micro-finance in Cameroon. Development and Change, vol. 32, 435-464
Portes & Landolt (2000). Social capital: promise and pitfalls of its role in development. Journal of Latin American Studies, vol. 32 (2), 529-547
Putnam, R. (1993). The prosperous community. The American Prospect, vol. 4 (13)
Radcliffe, S.A. (2004). Geography of development: development, civil society and inequality – social capital is (almost) dead?. Progress in Human Geography, 28 (4), 517-527
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
0 reacties:
Een reactie posten