Women and Money: Lessons from Senegal

donderdag 25 december 2008 |


In dit artikel[1] analyseert Isabelle Guérin de complexiteit en diversiteit van de informele financiële gebruiken van vrouwen gebaseerd op onderzoek uitgevoerd in Senegal. Door middel van een kwalitatieve analyse (semi- gestructureerde interviews en observaties) werd een overzicht verkregen van deze kleine ondernemers met hun socio- economische profielen en bedrijfsstrategieën. In het kader van de rol van gender leek het mij interessanter om mijn commentaar vooral toe te spitsen op deze socio- economische profielen.

De typologie voorgesteld door Guérin bestaat uit drie categorieën van vrouwen. Ze zijn gebaseerd op de soort economische activiteit en meer bepaald die activiteiten waarbij sociale status en relaties een belangrijke rol spelen.

Een eerste voorgestelde categorie is deze van de vrouwen met een stabiel inkomen. Het zijn loontrekkende vrouwen of vrouwen met een loontrekkende man. Deze vrouwen bevinden zich in een bevoorrechte positie in de maatschappij vergeleken met de vrouwen met een eigen onderneming. Het is voor deze loontrekkende vrouwen immers gemakkelijker om een zaak te starten waarvoor een zeker vast kapitaal of regelmatige uitgaven voor nodig zijn.
Met deze voordelen zijn evenwel ook belangrijke verplichtingen verbonden, zowel aan de lokale gemeenschap als aan de familie. Als men een regelmatig inkomen heeft, zal men vaker aangesproken worden voor financiële steun uit solidariteit met andere familieleden of leden uit de gemeenschap. In Senegal is deze druk vooral groot bij de man, omdat hij traditioneel moet instaan voor de materiële bescherming van de familie, terwijl de vrouw de vrije keuze heeft om haar inkomen te spenderen. In het licht van de huidige economische crisis echter, zijn ook vrouwen niet meer gevrijwaard van deze druk om de familie financieel te ondersteunen. Zij moeten hun leven aanpassen aan deze nieuwe situatie zonder hun sociale status te verliezen.

In de tweede categorie bevinden zich de vrouwelijke ondernemers die kunnen bestempeld worden als ‘afhankelijk’. Ze zijn enerzijds afhankelijk van hun leveranciers waarbij ze aankopen op krediet, die vaak gepaard gaan met beperkende voorwaarden. Anderzijds zijn deze vrouwen afhankelijk van hun cliënteel, vooral deze aan wie ze verkopen op krediet, aangezien niet- betalende klanten de voornaamste reden is van faillissement. De winstmarge van de handel van deze vrouwen is vaak hoog, maar heel onstabiel. Voor deze vrouwen is het vaak een strijd om hun zaak draaiende te houden en zij gaan dan ook vaak schulden aan.
Hoewel het aangaan van schulden als een veiligheidsnet kan dienen, moet het toch beperkt gehouden worden. Tussen de geldschieter en de ontlener ontstaan immers hiërarchische relaties zeker wanneer de ontvanger niet in staat is om terug te betalen[2]. Deze relaties zien we ook bij het geven van giften en wederdiensten. Een gift kan met andere woorden een ‘vergiftigd’ cadeau worden en een schuldenlast kan iemand binden voor het leven. Wanneer dit geven en steun verlenen gebeurt onder personen met dezelfde sociale status, biedt dit een zeker economische garantie. Als dit systeem van wederdiensten tussen mensen van een andere stand gebruikt wordt, zal dit vooral de hiërarchie nog versterken. Ook Bourdieu wijst op deze ideologische functie van sociaal kapitaal[3]. Giften en wederdiensten kunnen gebruikt worden om de ander te domineren door middel van ‘symbolisch geweld’: het opleggen van schuldgevoelens, vernedering en afkeur.

De laatste categorie omvat die vrouwen die een vast cliënteel opgebouwd hebben die aan hen gebonden is door zowel het verkopen op krediet als door het verlenen van krediet. Deze vrouwen treden dus op als kredietverleners, voor vooral andere vrouwen. Dit is een manier om zowel meer macht te verwerven binnen de gemeenschap als hun sociale reikwijdte te vergroten.
Het verkopen op krediet wordt door deze vrouwen ook gezien als een vorm van sparen. Sparen in contant geld wordt heel zelden gedaan, omdat men dan te kwetsbaar wordt voor de vele vragen naar geld door vrienden en familie. Cash wordt daardoor ofwel onmiddellijk gespendeerd ofwel ‘geïnvesteerd’ in het verlenen van krediet of in tontines of ROSCA’s (
Rotating Savings and Credit Associations). Een tontine kan gebruikt worden om te sparen voor een specifieke aankoop, als oplossing voor problemen met sparen binnen het gezin of simpelweg om te sparen. Het is een manier om hun spaargeld te beschermen, tegen henzelf en tegen de vragen van anderen. Een soortgelijk mechanisme wordt gezien in het verkopen op krediet. De vrouwen beheersen hun eigen uitgaven door het beperken van het bijhouden van contant geld.

Men kan stellen dat deze twee laatste categorieën van vrouwen mekaar aanvullen. De ene verleent het krediet dat de ander nodig heeft. De vrouwen die krediet (kunnen) verlenen vergroten hun macht en invloed op anderen. Zo worden de bestaande ongelijkheden tussen vrouwen niet alleen blootgelegd, maar ook versterkt. Voor de armste vrouwen kan het aangaan van schulden op korte termijn een hulp zijn, maar door de opstapeling van deze schulden en de daaraan verbonden verplichtingen en loyaliteitsbanden, is dit geen oplossing op lange termijn.
Dit probleem van ongelijkheid binnen de informele economie hangt sterk samen met de sociale context. Wanneer financiële diensten gebaseerd zijn op solidariteit binnen een sociale groep, bestaat er een grotere kans dat deze ongelijkheden tot uiting komen. En laat dat nu vaak het geval zijn. Binnen de familie en de lokale gemeenschap heeft de vrouw een groeiende verantwoordelijkheid op lange termijn. Deze toenemende verantwoordelijkheid tot solidariteit beperkt de keuzevrijheid van de vrouw om haar geld te spenderen of te sparen. Deze solidariteit binnen de lokale gemeenschap is een soort van sociaal zekerheidssysteem, maar één die sociale ongelijkheden versterkt.
Het wegwerken van deze ongelijkheden vraagt meer dan financiële steun door het opzetten van microfinancieringsprogramma’s. Er moet bij het ontwerpen van deze programma’s meer creativiteit en innovatie aan de dag worden gelegd en ook meer geluisterd worden naar de noden van deze armsten onder de vrouwen zodat zij minder afhankelijk kunnen gemaakt worden van hun schuldeisers.

Door Frederike Syoen


[1] Guérin, I. (2006). Women and money: lessons from Senegal. Development and Change, 37 (3), 549- 570.
[2] Rankin, K.N. (2002). Social capital, microfinance, and the politics of development. Feminist Economics, 8 (1), 1- 24.
[3] Bourdieu, P. (1977) Outline of a Theory of Practice. Cambridge, UK: Cambridge University Press.

0 reacties:

Een reactie posten