Commentaar op ‘Reimagining microfinance’ van Alex Counts, CEO van de Grameen Foundation.
zondag 28 december 2008 | Labels: 2. Microfinanciering: algemeen |
Microfinancieringsinstituties (MFI’s) zouden volgens critici moeten kiezen tussen het helpen van armen en het regenereren van geld voor hun investeerders. De dichotomie tussen commerciële microfinaniering en deze pro-armen is echter vals, zegt Counts, MFI’s kunnen ook impact hebben en winst maken. Hij schetst hierbij een nieuwe visie op microfinanciering als een ‘platform’ in plaats van een ‘product’. In dit nieuwe model kan volgens hem microkrediet zowel voor de armen als voor winstnajagers relevant zijn op lange termijn. (1)
- High volume, not high margins
Microfinanciering overleeft dankzij de relatief hoge intrestschalen (gemiddeld tussen 25% en 70%). Het voorzien van onzekere kleine leningen in afgelegen omgevingen is immers een kostelijke zaak. Toch blijven vele MFI’s ook nog hoge intresten vragen wanneer hun opbrengst de kosten van de leningen naar beneden hebben gehaald. MFI’s moeten zichzelf leren waarnemen als ‘hoge-volume’ ondernemingen. Ze moeten bijgevolg proberen om vele marginale winstmakende transacties te doen, in plaats van enkele hoog-winstgevende. Door op die manier te werk te gaan en een vast maximum bedrag te bepalen voor de intrestschaal, heeft de bank minder risico op het wegvallen van klanten.
- Limits on private benefit
De uitzinnig hoge verloning van CEO’s is een groot probleem geworden voor zowel multinationale bedrijven, als voor non-profit organisaties. MFI’s zijn erg gevoelig aan zaken zoals privaat winstbejag omwille van hun sociale doeleinden en hun basis van filantropie. De leiders van enkele MFI’s anticipeerden op deze kritiek door beleidsmaatregelen te nemen die het loon van medewerkers en investeerders begrenzen en door een ownerschip-structuur aan te nemen. Leners krijgen dan de mogelijkheid een deel van de aandelen van de bank te kopen.
- Holistic performance standards
De laatste jaren werden ‘benchmarks’ geïnstalleerd om de effectiviteit en financiële prestaties van MFI’s te meten. In de praktijk echter, hebben uitvoerders en investeerders nog steeds geen manier om MFI’s armoede bestrijding te meten of te vergelijken. Als microfinanciering echt tegemoet wil komen aan haar rol als ‘double bottom line’ onderneming (een onderneming die zowel financiële als sociale returns beoogt), dan moeten er standaarden komen om deze sociale impact te meten.
Een relatief nieuw instrument voor het meten van deze sociale impact is de Progress out of Poverty Index (PPI). Het is een statistisch gemakkelijk te gebruiken middel dat de armoedeniveaus van groepen en individuen vastlegt in en over landen heen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen ‘very poor’, ‘moderately poor’ en diegenen die ‘above the poverty line’ zitten. (3)
Wanneer men echter dergelijke instrumenten gebruikt, houdt men bitter weinig rekening met de context van het land of de regio waarin het MFI zich bevindt en de manier waarop de organisatie zijn klanten aantrekt, mijns inziens.
- Third party certification
Counts pleit voor het instellen van een kwaliteitscontrole voor MFI’s. Een derde partij die certificaten kan uitdelen waardoor investeerders weten dat een MFI actief en effectief werkt aan armoedebestrijding. Pas wanneer deze MFI’s dit label hebben ontvangen, kunnen ze subsidies ontvangen. Counts wil alvast vier belangrijke criteria suggereren:
o Social performance
Kritieken gaan op dat MFI’s omwille van het winstbejag de allerarmste klanten niet meer willen helpen en dat ze minder diensten aan hun klanten bieden. Om deze tendens tegen te gaan moeten de MFI’s data bijhouden en publiceren over het percentage armen dat wordt bereikt om te verzekeren dat een deel van de klanten onder de minimumgrens van armoede zit, en dat een deel van de klanten binnen een bepaalde periode uit die armoede geraken. Er moet volgens mij nog steeds sprake zijn van een vrijwillige toetreding tot de MFI’s en deze wordt geforceerd door het werken met quota. Misschien gaan MFI’s dan wel meer moeite doen om echt actief op zoek te gaan naar armen, maar er schuilt toch ook een gevaar in deze quota. De kwaliteit van dienstverlening kan hier onder leiden. Er moet ook rekening worden gehouden met externe factoren zoals natuurrampen en regionale verschillen.
o Private benefit
Het begrenzen van private winst werd hierboven al besproken. Het zou de klanten helpen met lagere intrestschalen en indirect door productontwikkeling. Het zal ook het publiek vertrouwen in MFI’s bevorderen.
o Consumer protection
Het vertrouwen in MFI’s valt ook hier weg. Er is daarom nood aan een duidelijke code. MFI’s moeten, om gecertificeerd te worden, maatregelen implementeren die hun klanten beschermen (bv. vrijgeven van intrestschalen) en afzien van onethische schuldpraktijken.
o Profit reinvestement
Door verplicht een deel van de winsten die MFI’s genereren te investeren in sociale doeleinden, blijven MFI’s trouw aan zichzelf.
Door microfinanciering te bekijken als een platform krijgt men oog voor de hoge kwaliteitsrelaties die vaak met en door arme ondernemers worden aangegaan. Door vanuit dit platform te werken krijgt men oog voor het ontwikkelen en verdelen van een waaier van producten en diensten. Deze producten en diensten hoeven niet persé winstgevend te zijn. Een voorbeeld hiervan is het verschaffen van een educatie-gelinkte lening voor kinderen. Deze platformaanpak is eveneens geschikt voor het opleiden en versterken van de deelnemers.
In Haïti bieden de profit (Sèvis Finansye Fonkoze) - en non profit (MFI Fonkoze) organisaties een groot aantal van hun klanten een (vrijwillig) vormingsprogramma voor volwassenen met modules van basisgeletterdheid, management, mensenrechten, landbouw en gezondheid. Op die manier investeert en profiteert de commerciële onderneming van de langetermijn gezondheid en ondernemingsvaardigheden van hun klanten. MFI Jamii Bora uit Kenya bijvoorbeeld, ontdekte dat vele van haar klanten niet konden terugbetalen omwille van ziekte, men ontwikkelde daarom een zorgverzekeringssysteem door een partnerschap aan te gaan met verzekeringsmaatschappijen. (4) Het bepalen van een algemene set van criteria maakt het mogelijk om MFI’s te beoordelen om hun sociale verantwoordelijkheid en kwaliteit van dienstverlening. De vraag die blijft is wie deze derde partij dan zou moeten zijn, en op welke manier deze criteria objectief te beoordelen zullen zijn. Academische becijferbaarheid van een realistische context is niet evident. Bovendien creërt men een depolitisering van de MFI’s, die in realiteit gelinkt zijn aan donors en sponsors. Men vergeet daarbij de rol van macht in het hele verhaal.
door Tine Winnelinckx
(1) Counts, A. (2008). Reimagining microfinance. Stanford Social Innovation Review. Leland Standord Jr. University. Summer 2008, pp 46-53. Geraadpleegd op 15 december 2008 op http://www.developmentgateway.com.au/jahia/Jahia/pid/7004
(2) Magner, M. (2007). Microfinance: a platform for social change. Grameen foundation publication series. Washington, p 3-23.
(3) meer info op http://www.bls.gov/news.release/ppi.toc.htm
0 reacties:
Een reactie posten